Over het exterieur en interieur
Kerkgebouw
Het in 1836 te Zoutkamp gebouwde godshuis is een eenvoudige, rechtgesloten zaalkerk, gebouwd in neoclassicistische trant. De kerk werd gebouwd voor de som van 4580 gulden door aannemer G.T. Venema uit Bedum. Het godshuis was ‘ingerigt voor 250 personen’. Opvallend aan de buitenzijde was het raampje in de voorgevel dat waarschijnlijk is aangebracht in 1902 en naderhand verdween achter de asbestcementplaten. Bijzonder zijn de nog bestaande ovale, ‘staande’ ramen in het koorgedeelte, aan weerszijden van de preekstoel.
In 1915 jaar werd het koor vergroot door het verwijderen van enkele banken. In de vrijgekomen ruimte en het bestaande gedeelte van het koor werd een mozaïekvloer gelegd.
De ‘wandeling’ (het middenpad) van de kerk werd in 1944 voorzien van nieuwe tegels.
In 2010 startte een grootscheepse restauratie van de kerk, die werd voltooid in 2011.
Toren
De kerk kreeg over de breedte van de toren een muur voor de voorgevel opgetrokken. Binnen kreeg deze dakruiter steun door twee ronde palen die rusten op de achterste zolderbalk. Deze constructie werd, op zijn beurt, ondersteund door twee zuilen die rusten op de portaalmuren.
In 1928 kreeg de dakruiter een ander aanzien. Het raam in de zijde van de voorgevel verdween toen achter een torenbekleding van asbestcementplaten. De draagconstructie werd extra verstevigd. De beide zuilen verloren bij de recente verbouwing, in 2010, hun draagfunctie en zijn verplaatst naar de buitenmuren.
Kerkhof
De doden hoefden in de negentiende eeuw niet langer naar Vierhuizen te worden vervoerd, want op het bastion rondom de kerk kwam een begraafplaats, nog voor de bouw van de kerk. Dit was ter plaatse van een gedeelte van de vesting, dat men de ‘Dikke wal’ noemde. Oorspronkelijk was dit vestinggrond, maar omstreeks 1880 werd deze met goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Groningen aangekocht door de gemeente Ulrum.
Ongeveer een halve eeuw na de aanleg was de begraafplaats ‘vol’ en kwam er in 1895 even buiten het dorp een nieuwe dodenakker die eigendom van de gemeente Ulrum was. Op dit kerkhof staat de zerk van Hendrikje Mellema. Zij is overleden te Zoutkamp op 21 oktober 1895 en daarmee was ze de eerste die op deze nieuwe dodenakker begraven is.
In 1915 kreeg het kerkhof om de kerk bij de hoofdingang een ijzeren hek en bij de tweede toegang een houten hek. Het kerkhof kreeg in het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw een meer plantsoenachtig uiterlijk. Vele vervallen grafzerken zijn toen verwijderd. Meer recentelijk is dodenakker opnieuw opgeknapt en kreeg deze weer meer het karakter van een kerkhof.
Luidklok en orgel
Klok
In de dakruiter hing een klok die met ‘vliegende klepel’ wordt geluid, dat wil zeggen dat bij het luiden de klepel naar de bovenwand van de klokwand vliegt. In 1837 werd voor 30 gulden ‘een klokje’ gekocht van de gemeente ‘Op den Hoorn’ (Wehe-den Hoorn). Deze zou rond de 175 kilo hebben gewogen. Deze ‘oude’ kerkklok, die relatief gezien vrij nieuw was, is in 1943 door de Duitsers gevorderd ten behoeve van metaal voor de wapenindustrie en na de Bevrijding niet teruggekeerd.
In 1949 volgde de plaatsing van een nieuwe luidklok, vervaardigd door de bekende klokkengietersfirma Van Bergen te Heiligerlee. De klok heeft de toon cis, weegt 250 kilo en heeft een diameter van 72 centimeter (zie foto). In de klok is een inscriptie aangebracht, die luidt als volgt: ‘Mijn voorganger werd in 1943 door de Duitsers geroofd; sinds 1949 wordt door mijn stem weer God geloofd’. De begrafenisvereniging werd mede-eigenaar van de nieuwe klok en bekostigde in de jaren tachtig van de vorige eeuw tevens de aanleg van een elektrische luidinstallatie. Sindsdien wordt de klok met een ‘vallende klepel’ geluid, dat wil zeggen dat deze de onderzijde van de klokwand raakt.
Orgel
Toen kerk in 1836 gerealiseerd was, had deze nog geen eigen orgel. Volgens gebruik van die tijd was de koster, die bovendien schoolmeester was, eveneens voorzanger. Ook in Zoutkamp was dat het geval. Achter in de kerk – daar waar nu het orgel is – was de ‘klunderbeun’, een bovengalerij afgeschermd met een hek dat was vastgezet op de binnenmuur. In deze bovenruimte stonden eenvoudige banken. De voorzanger had een eigen plaats in de kerk, in een kleine bank, links van de preekstoel.
Daarna volgde een harmonium. Aanvankelijk was dat een ‘Serafine-orgel’, een drukwindharmonium, zoals dat wel vaker in kleinere kerken werd gebruikt. Dit werd in 1924 geruild, met bijbetaling, voor een orgel van ‘Hinkel’, aangeschaft bij de piano-, orgel- en muziekhandel Ganzevoort te Leeuwarden. Het harmonium werd bespeeld door een matroos van de betonningsdienst, Geert Visser (zie foto). Mogelijk werd daartoe het koor ook vergroot en belegd met zwart-witte gegoten tegels.
In 1928 bestelde de kerkvoogdij een ‘pneumatisch kerkorgel met krachtstroommotor’ bij de firma Holtman en Leemhuis. Om orgelfront beter zichtbaar te maken werd een balk verwijderd en vervangen door een dunnere trekstang. De eerste organist, P. Lap Lzn. die tevens aannemer was, zaagde persoonlijk een hoek uit de zolderbalk boven het klavier, om meer ‘hoofdruimte’ te verkrijgen.
De aanschaf van een ‘nieuw orgel’ voor een bedrag van tweeduizend gulden volgde in 1976. Dit was een 150 jaar oud instrument, voorheen eigendom van de hervormde gemeente Veendam en afkomstig uit de Kapel (Hervormde Evangelisatie) aan de Molenstreek aldaar. Voordien stond het instrument – waarvan de basis gebouwd zou zijn door Van Oeckelen – in Opende. Het orgel dat voor Zoutkamp werd gerestaureerd door Mense Ruiter Orgelmakers, en geplaatst werd achter het front van 1928, werd in 1978 feestelijk in gebruik genomen.
COLOFON Deze teksten kwamen tot stand op initiatief van Stichting Oude Kerk Zoutkamp, met medewerking van: Adema Architecten, Waddenland Groningen, Provincie Groningen. Research en teksten: Albert Buursma, Groningen. Met dank aan: Harmannus van Oosterom, Zoutkamp.